Isaiah 9

1[08:23] Maar het land, dat beangstigd was, zal niet gans verduisterd worden; gelijk als Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft, naar het land van Zebulon aan, en naar het land van Nafthali aan, alzo heeft Hij het in het laatste heerlijk gemaakt, naar den weg zeewaarts aan gelegen over de Jordaan, aan Galilea der heidenen.
 Maar het land, Hier beginnen sommigen het negende hoofdstuk. Immers begint hier de profeet het volk te troosten, nadat hij het in de naastvoorgaande verzen door zware dreigementen verschrikt had; alsof hij zeide: Alhoewel God de Heere zijn land, dat is het land van Israël, zwaarlijk heeft aangetast, toen Hij het eerst door Tiglath Pileser [ 2Ki 15:29 ] heeft laten bederven en daarna nog zwaarder het ganse land aan de zee, en hetgeen over de Jordaan ligt, ja ook Galilea, dat aan de grenzen der heidenen strekt, door Salmanasser gestraft heeft, zo zal Hij nochtans niet toelaten dat het in de uiterste duisternis en ellende blijft, maar het volk, dat in duisternis zit, of wandelt, zal ten tijde van Christus heerlijk gemaakt worden, gelijk hier in het algemeen gezegd wordt, en daarna bijzonderlijk in Jes. 9.
,
 Hij het Te weten God de Heere.
,
 Zebulon aan, Versta hier door het land Zebulon en Nafthali het land der tien stammen, die de profeet hier noemt, omdat de verlossing eerst in dezelve begonnen is, te weten, door de predikatie van Christus; Mat 4:12-15 .
,
 in het laatste Of, ten laatste, in de laatste tijden.
,
 zeewaarts Versta hier de Galilese zee, ander de zee Genezareth, of van Tiberias genoemd.
,
 over de Jordaan, Anders: aan deze zijde der Jordaan. Het Hebreeuwse woord betekent zo het een als het ander. Anders: omtrent de Jordaan.
,
 der heidenen Aldus genoemd omdat die van Tyrus, Sidon en andere heidense natiën westwaarts en andere oostwaarts daaraan grensden. Anders: aan het volkrijke Galilea, hetwelk is Neder Galilea , bij de zee Genezareth of van Tiberias gelegen, hetwelk volkrijk was, omdat het vruchtbaar was, gelijk te zien is Deu 33:23 . Zo van onder- en boven-Galilea, 1Ki 9:11, en Eze 47:8 .
2[09:1] Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen.
 volk, Te weten, het volk Gods, zo in Juda als in Israël.
,
 in duisternis wandelt, Dat is, onwetenschap, of in grote ellende.
,
 een groot Te weten, predikatie van het heilig Evangelie; Mat 4:13 , Mat 4:16 , ten tijde der verschijning van Christus in het vlees, gelijk af te nemen is uit vs.5.
,
 in het land Dat is, in het land waar het schrikkelijk duister is; dat is, in zeer grote ellende; zie Job 3:5 .
,
 een licht schijnen Dat is, vreugde en blijdschap vanwege de zaligmakende kennis van God, hun oorsprong nemende uit de predikatie van het heilige Evangelie, zie Mat 4:15 . Zie ook Psa 36:10 .
3[09:2] Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans blijde wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is, wanneer men de buit uitdeelt.
 Gij hebt Dit wordt gesproken tot God, aangaande het volk der Joden of Israëlieten.
,
  maar Gij hebt de blijdschap . . . Anders: en Gij hebt hun de blijdschap groot gemaakt, of: hebt Gij niet de blijdschap groot gemaakt? Naar de eerste overzetting is dit de zin: De Israëlieten hebben zich wel meermalen verblijd vanwege de treffelijke weldaden en verlossingen, die zij van uwe hand, o Heere, verkregen hebben, maar dat alles is klein ten aanzien van de overgrote, zo lichamelijke als geestelijke weldaden, die zij van U, Heere God, nog verwachtende zijn. Naar de andere overzetting is dit de zin: Heere, Gij hebt de blijdschap des volks groot gemaakt [sprekende van den stand der kerk van het Nieuwe Testament] doordien zij [bestaande uit Israëlieten en heidenen] met elkander eenparig U zullen loven vanwege de grote weldaden, hun in Christus bewezen.
,
 blijde wezen Te weten als zij U zullen danken voor uwe genade en weldaden; namelijk als zij Christus zullen horen prediken en zijne wonderwerken zien zullen.
,
 voor Uw aangezicht, Dit schijnt te betekenen de geestelijke blijdschap des harten, hetwelk alleen voor God openstaat. Of, voor uw aangezicht; dat is, voor U nederbukkende, als zij U komen dankzeggen.
4[09:3] Want het juk van hun last, en den stok hunner schouders, en den staf desgenen, die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten;
 het juk Dat is, het juk, waarmede zij belast of bezwaard waren, en den stok, waarmede men hen op de schouders sloeg. Doch dit alles is te verstaan van een geestelijk juk des duivels en der zonde, van welke Christus zijn volk verlost. En deze geestelijke verlossing wordt hier vergeleken bij de lichamelijke, die ten tijde van Midian geschied is, Jdg 7:22 ; Isa 10:26 . Want gelijk Gideon de Midianieten door het geklank der bazuinen verstrooid en verslagen heeft, alzo zou Christus door de bazuin van het heilig Evangelie het rijk des duivels verstoren.
,
 desgenen, Of, desgenen, die daarmede dreEf.
5[09:4] Toen de ganse strijd dergenen, die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden, tot een voedsel des vuurs.
 met gedruis Te weten, als die schrik over hen kwam en zij elkander ombrachten; Jdg 7:22 . Anders: met verward gewoel.
,
 de klederen Anders, de mantels; te weten der Midianieten.
,
 in het bloed Anders: in het vergoten bloed; te weten der Midianieten.
,
 voedsel des vuurs Hebreeuws, spijs.
6[09:5] Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
 Want Hier geeft de profeet reden waarom hij gezegd heeft dat het volk, hetwelk in duisternis wandelde, vs.1, groter vreugde en blijdschap genieten zou dan het eertijds gedaan heeft, en waarom hunne lasten zouden verbroken worden, te weten omdat hun een kind zou geboren worden, hetwelk hun een eeuwige vreugde en zaligheid zou aanbrengen. Vergelijk onder Isa 10:27 .
,
 een Kind Te weten Jezus Christus, den vaderen van den aan beginne der wereld beloofd.
,
 is ons geboren, Dat is, zal ons in de volheid des tijds geboren worden. De profeet spreekt van de geboorte van Christus niet anders, dan of het alrede geschied ware vanwege de zekerheid dezer profetie. Zie Isa 53 , in de beschrijving van het lijden van Christus.
,
 een Zoon Te weten Jezus Christus, de Zoon van God; Psa 2:7 , en de Zoon van Maria; Isa 7:14 .
,
 ons Te weten het volk Gods; of [ ons ], dat is, tot onze zaligheid; Luk 2:10-11 .
,
 gegeven, Te weten van God; Joh 4:10 .
,
 de heerschappij Anders: op wiens schouders de heerschappij zal zijn; dat is, wien van den Vader alle heerschappij en inzonderheid der kerk, wordt opgelegd, en die dezelve met ernst aanneemt. Zie Mat 28:18 ; Eph 1:21-22 .
,
 noemt Zijn naam Christus Jezus heet niet alleen alzo met den bloten naam, maar Hij is het ook inderdaad, en zijne kerk kent hem voorzulks.
,
 Wonderlijk, Christus is wonderlijk, zowel ten aanzien van zijn persoon, dewijl Hij God en mens is in een persoon, als ten aanzien zijner wonderlijke werken en daden.
,
 Raad, Of, raadsman, raadgever, raadsheer. Versta dit alzo, dat Christus alleen den raad en het voornemen van zijnen Vader weet en aan zijne kerk openbaart en mededeelt, Joh 1:18 , zoveel hun ter zaligheid te weten van node is, Act 20:27 ; Hij is het ook, die ons in allen angst en nood raad geeft en hulp doet.
,
 Sterke God, Die door de sterkte zijner Godheid den onverdragelijken last van den toorn Gods over de zonden van alle uitverkorenen aan zijne mensheid gedragen heeft, en door zijn eigen kracht van de doden is opgestaan, en de harten zijner uitverkorenen wederbaart ten eeuwigen leven; alsook door de sterkte zijner Godheid grote wonderen gedaan heeft, nog doet, en eindelijk alle doden opwekken zal.
,
 Vader der eeuwigheid, Dat is, die zelf van eeuwigheid is, en ons het eeuwige leven geeft.
,
 Vredevorst; Dat is, die ons met God verzoent. Zie Eph 2:14 , enz.
7[09:6] Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des Heeren der heirscharen zal zulks doen.
 dezer heerschappij Te weten die op den schouder van den Messias zal gelegd worden.
,
 den troon van David Als zijnde een rechte erfgenaam deszelven, en welke hem beloofd en toegezegd is; 2Sa 7:12 ; Luk 1:32-33 . Hij heeft het tijdelijk koninkrijk veranderd in een geestelijk en eeuwig; Joh 18:36 .
,
 met gericht Want Hij straft alle ongerechtigheid, en bemint en bewaart de vromen.
,
 De ijver des HEEREN Dien Hij heeft over zijne eer en over de zaligheid zijner uitverkorenen. Zie de aantekening 2Ki 19:31 .
8[09:7] De Heere heeft een woord gezonden in Jakob, en het is gevallen in Israël.
 De HEERE Hier komt de profeet wederom tot de dreigementen tegen de Israëlieten; alsof hij zeide: Ziet, dit is de last, dien de Heere bevolen heeft den Joden te verkondigen, want hij verstaat zo door het woord Jakob als door het woord Israël al de Joden. Alhoewel enigen menen dat dit alleen van de tien stammen te verstaan is.
,
 een woord Dat is, zijne dreigementen door zijne profeten verkondigen laten.
,
 het is gevallen Dat is, het zal geschieden en vervuld worden.
9[09:8] En al dit volk zal het gewaar worden, Efraïm en de inwoner van Samaria; in hoogmoed en grootsheid des harten, zeggende:
 Efraïm Dat is, de Israëlieten, te weten de tien stammen, waar de stam van Efraïm te dien tijde de voornaamste was.
,
  Samaria; De hoofdstad der tien stammen.
,
 in hoogmoed Alsof hij zeide: Die zo stout en overmoedig zijn dat zij inplaats van zich te beteren door de plagen Gods, den Heere trotseren, sprekende gelijk er volgt vs.9.
10[09:9] De tichelstenen zijn gevallen, maar met uitgehouwen stenen zullen wij wederom bouwen; de wilde vijgebomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in cederen veranderen;
 De tichelstenen Dat is, de gebouwen van gebakken stenen, die zo heel sterk niet zijn, ook zo heel veel niet kosten. Alsof zij zeiden: Ofschoon wij van de Assyriërs grote schade geleden hebben en onze huizen en goederen zeer verdorven en verwoest zijn [zie 2Ki 15:29 ] , zo vragen wij daar niet naar; wij willen alles beter opbouwen dan het tevoren geweest is.
,
 zijn gevallen, Dat is, vergaan.
,
 uitgehouwen stenen Anders, gesneden, geslepen, gepolijste stenen, die sterker zijn en meer kosten dan de bakstenen, ook bestendiger zijn.
,
 de wilde vijgebomen Zie 1Ki 10:27 . De zin is: De huizen, die van wilde vijgebomenhout getimmerd waren.
,
 wij zullen ze Dat is, wij willen nu huizen gaan bouwen van cederhout, hetwelk veel beter en duurzamer is dan het wilde vijgebomenhout. Want het cederhout vergaat en verrot niet, maar het is zeer duurzaam, vanwege zijne droogte. Zie dergelijk grootspreken der trotse booswichten Mal 1:4 .
11[09:10] Want de Heere zal Rezins tegenpartijders tegen hem verheffen, en Hij zal zijn vijanden samen vermengen:
 Want de HEERE Hier verklaart de profeet hoe des Heeren woord op de tien stammen vallen zou, en hoe zij het zouden gewaar worden, waarvan vs.7,8 gesproken wordt.
,
 Rezins Dat is, de Assyriërs, die de Joden tegen Rezin verwekt en op de been gebracht hadden, om hen den krijg aan te doen; 2Ki 16:7-9 .
,
 zijn vijanden Te weten van Efraïm, dat is, der tien stammen der Israëlieten. En versta hier door de vijanden der Israëlieten zijn oude vijanden, die vs.11 genoemd staan. De profeet wil zeggen dat allerlei natiën tezamen onder elkander zullen lopen tot Assur, om Efraïm te verderven, nadat God Rezin en zijn koninkrijk door den koning van Assyrië zou onderdrukt hebben.
,
 tezamen vermengen Dat is, Hij zal hen van alle hoeken en kanten vergaderen en hiertoe doen aanvliegen.
12[09:11] De Syriërs van voren, en de Filistijnen van achteren, dat zij Israël opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.
 Israël Dat is, de Israëlieten, de tien stammen.
,
 opeten Hebreeuws, eten met gansen mond.
,
 met vollen mond Gelijk de leeuwen, beren, tijgers en andere wilde wrede beesten doen.
,
 Om dit alles Zie de aantekening Isa 5:25 .
,
 Zijn toorn Te weten des Heeren toorn.
,
 is nog uitgestrekt Te weten om nog meer te slaan en te verderven.
13[09:12] Want dit volk keert zich niet tot Dien, Die het slaat, en den Heere der heirscharen zoeken zij niet.
 dit volk Te weten de Israëlieten.
,
 keert zich niet Te weten met berouw en leedwezen zijner zonden en met gelovig gebed.
,
 tot Dien, Te weten tot den waren God.
,
 zoeken zij niet Te weten door hun gebed, gelijk Psa 34:5 ; of door onderhouding zijner geboden, gelijk 2Ch 14:4 .
14[09:13] Daarom zal de Heere afhouwen uit Israël den kop en den staart, den tak en de bieze, op een dag.
 afhouwen Te weten door Salmanasser, den koning van Assyrië. Zie 2Ki 17:3 .
,
  den kop . . . den tak Dat is, de sterken en geweldigen met de kleinen en geringen. Daarom stelt hier de profeet den tak niet den boom, omdat de wortel en stam of tronk van het Israëlietische volk in wezen gebleven en weder uitgewassen is, maar de takken zijn afgehouwen.
,
  op eenen dag Dat is, tegelijk en haastiglijk.
15[09:14] (De oude en aanzienlijke, die is de kop; maar de profeet, die valsheid leert, die is de staart.)
 aanzienlijke, Hebreeuws, de verhevene van aangezicht; zie boven Isa 3:3 .
,
 valsheid leert, Dat is, een valse leer of religie.
,
 is de staart Dat is, betekent.
16[09:15] Want de leiders dezes volks zijn verleiders, en die van hen geleid worden, worden ingeslokt.
 Want Deze woorden hangen aan vs.13.
,
 de leiders Dat is, de regenten, zo kerkelijke als politieke. Zie de aantekening Isa 3:12 .
,
 zijn verleiders, Omdat zij het volk, behalve allerlei andere verleidingen, wijsmaakten dat hetgeen God dreigde niet geschieden zou, maar dat alles in goeden welstand blijven zou.
,
 worden ingeslokt Of, verslonden; te weten van hunne verleiders. Vergelijk Isa 3:12 . Anders: zijn bedekt; dat is hun hart te overdekt met onwetendheid en valsen waan.
17[09:16] Daarom zal zich de Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner weduwen zal Hij zich niet ontfermen, want zij zijn allen te zamen huichelaars en boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.
 niet verblijden Versta hierbij, maar Hij zal hen gevankelijk laten wegvoeren, of ombrengen, dewijl zij boos en bedorven zijn.
,
 jongelingen, Hebreeuws, uitgelezenen, uitverkorenen.
,
 huichelaars Of, huichelaars, geveinsden. Zie Job 8:13 .
,
 alle mond Te weten der Israëlieten.
,
 dwaasheid Zie de aantekening Gen 34:7 .
,
 Om dit alles Zie boven Isa 5:25 , en boven vs.11.
18[09:17] Want de goddeloosheid brandt als vuur, doornen en distelen zal zij verteren, en zal aansteken de verwarde struiken des wouds, die zich verheven hebben als de verheffing des rooks.
 de goddeloosheid Dat is, de goddelozen zullen vanwege hunne boosheid en onboetvaardigheid als met vuur verteerd en verdelgd worden.
,
 doornen Dat is, de een met den ander, groot en klein.
,
 de verwarde Dat is, de aanzienlijken en geweldigen, die zich tezamen verbinden. Hebreeuws, de verwarring des wouds. Zie Isa 10:34 . Of, zal aangestoken worden in, of onder, de verwarde struiken des wouds, die omhoog varen zullen als ene verheffing des rooks; dat is, door den brand in rook opgaan.
,
 de verheffing Of, optrekking, opstijging, verhoging.
19[09:18] Vanwege de verbolgenheid des Heeren der heirscharen, zal het land verduisterd worden; en het volk zal zijn als een voedsel des vuurs: de een zal den ander niet verschonen.
 zal Dat is, het land zal aan alle kanten vol ellende zijn.
,
 het land Te weten het land der Israëlieten.
,
 een voedsel Hebreeuws, ene spijs.
,
 des vuurs Zie Job 15:34 .
,
 de een zal Of, niemand zal zijnen broeder verschonen. De zin is: Die het algemene landverderf ontkomen, zullen elkander vervolgen, bederven, ja ook doden.
20[09:19] Zo hij ter rechterhand snijdt, zal hij toch hongeren, en zo hij ter linkerhand eet, zal hij toch niet verzadigd worden; een iegelijk zal het vlees zijns arms eten;
 snijdt, Te weten spijs of voeder. Anders: houwt, afhouwt. De zin is: Er zal zulk gebrek en hongersnood zijn, dat een ieder zal toegrijpen en toetasten, houwen en snijden, waar hij enigszins kan bijkomen, en nog zal het hem niet helpen.
,
 zijns arms eten; Dat is, van zijn naaste, op wien hij zich tevoren verlaten had. De zin is: De inwoners van het land van Israël zullen elkander vernielen; gelijk straks in vs.20 breder gezegd wordt.
21[09:20] Manasse Efraïm, en Efraïm Manasse, en zij zullen te zamen tegen Juda zijn. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.
 Manasse Dat is, de Manassieten.
,
  Efraïm, Dat is, de Efraïmieten.
,
 tegen Juda zijn Dat is, tegen den stam van Juda.
,
 Om dit alles Zie boven vs.11.
Copyright information for DutSVVA